Het woordje ‘hoop’ is net als ‘geloof’ in het dagelijks gebruik van dat woord best wel vaag. ‘Ik ben klaar met al dat gezeur, ik geloof het nu wel’… of: ‘ik hoop dat dit avontuur goed afloopt.’ Zeker weet je het allemaal niet. In de Bijbel is dat anders en is hoop de vaste grond, een zeker weten. Daarbij denk ik aan een tekst uit Hebreeën 11: 1 - en het mooie is dat juist daar geloof en hoop aan elkaar worden verbonden: “Het geloof is de zekerheid van de dingen die men hoopt, en het bewijs van de dingen die men niet ziet”.
Hoop voor de discipelen: Christus komt terug
Hoop op de terugkeer van Christus werd direct bij de hemelvaart al aan de discipelen gegeven, door de engelen die hen verzekerden dat deze Jezus (dus niet een ander die zich zo voordoet! maar: déze Jezus) die ze naar de hemel hebben zien gaan, op dezelfde wijze terug zal komen. En uit profetieën uit het Oude Testament weten we dat Zijn voeten op die dag zullen staan op de Olijfberg. Precies de plek waar Hij ook als laatste stond en vanwaar de discipelen Hem na staarden toen Hij vertrok naar de hemel.
Er is voor ons nog een ander aspect aan de ‘hoop op Zijn terugkeer'. En ook daar wordt over gesproken door Jezus, voordat Hij naar de hemel ging. Dat betreft de belofte dat Hij de Heilige Geest zou zenden zodra Hij naar de Vader terug zou zijn gegaan.
Nu ik dit schrijf hebben we net hemelvaart gevierd en de zondag na Hemelvaart wordt ook wel de ‘wezenzondag’ genoemd: de zondag dat Jezus al naar de hemel is maar de Trooster nog niet is gekomen. De discipelen moesten in de stad wachten totdat dat zou gebeuren.
Hoop doordat we de Geest hebben: Christus komt terug
Die belofte werd door Jezus zelf heel stellig uitgesproken in Johannes 16: Ik zal u niet als wezen achterlaten, Ik kom tot u. En in Lucas 24 op de Olijfberg, vlak voordat Hij wegging: Ik zorg dat de belofte van de Vader komt, wacht in de stad totdat die in vervulling is gegaan.
En met Pinksteren was het zover en gebeurde er iets wat nog nooit eerder in de geschiedenis was voorgekomen: door de Heilige Geest woont Christus in de gelovige. Christus in ons wordt daarom ook wel ‘de christelijke hoop’ genoemd. Dat betekent dat Zijn inwoning in ons lichaam ervoor zorgt dat het zeker is dat Jezus voor ons terug zal komen!
Het is als bij het spelletje ‘pandverbeuren’ dat we vroeger wel speelden op verjaardagsfeestjes. Ieder kind gaf iets specifieks van zichzelf af en dat werd dan uitgedeeld onder elkaar. Daarmee wist je zeker dat de persoon van wie je bijvoorbeeld een ring had, niet weg zou gaan voordat hij of zij die ring terug had gekregen - en anders zeker weten(!) terug zou komen om zijn of haar rechtmatige bezit op te eisen.
Zo heeft God ons Zijn Geest gegeven als onderpand van onze erfenis in de hemel. Omdat Zijn Geest in ons woont, zijn wij daarmee ook zeker dat Christus voor ons terugkomt en ons ophaalt. Zijn Geest is de eerste gave, het pand dat we van Hem hebben gekregen en een bewijs dat we in de hemel horen. Dit kunnen we lezen in 2 Korinthe 1:22 waar staat: ‘God, Die de Geest als onderpand in onze harten heeft gegeven.’
Weet je zeker dat Hij in je woont? Dan is het daarmee zeker dat Jezus ook jou komt halen. Zijn Geest is het bewijs dat je van Hem bent en recht hebt op ‘de erfenis die in de hemelen voor ons is weggelegd’ (Efeze 1:14)
Als we nog op aarde zijn als Jezus ons komt halen, zullen we veranderd worden in een oogwenk, en samen met de dan ook opgestane gelovigen, gaan we Hem tegemoet in de lucht. 'Zo zullen we altijd met de Heer zijn' staat er in 1 Tess 4:17. Dan zijn we echt vrij, verlost van ons aardse lichaam waarin we altijd nog struggelen met de zonde, moeilijkheden en pijn ervaren.
Hoop voor de schepping: Christus komt terug
En last but not least: ook de schepping die eveneens zucht en struggelt, is in verwachting (in barensnood staat er zelfs) en zal delen in deze hoop van de kinderen van God, ze zal bevrijd worden tot de heerlijkheid die wij dan al hebben. Dan zal de woestijn bloeien als een roos en het kind zal spelen bij het hol van een adder. De vloek waaraan God deze schepping onderworpen heeft (en we zien het om ons heen!) zal dan opgeheven zijn, als Christus is teruggekomen.
Want de schepping is aan de vruchteloosheid onderworpen, niet vrijwillig, maar om (de wil van) Hem, die haar daaraan onderworpen heeft, maar in hoop, omdat ook de schepping zelf van de dienstbaarheid aan de vergankelijkheid zal bevrijd worden tot de vrijheid van de heerlijkheid van de kinderen van God. Want wij weten, dat tot nu toe de hele schepping in al haar delen zucht en in barensnood is.
En niet alleen zij, maar ook wij zelf, [wij,] die de Geest als eerste gave ontvangen hebben, zuchten bij onszelf in de verwachting van het zoonschap: de verlossing van ons lichaam. Want in die hoop zijn wij behouden. Maar hoop, die gezien wordt, is geen hoop, want hoe zal men hopen op hetgeen men ziet? Indien wij echter hopen op hetgeen wij niet zien, verwachten wij het met volharding. (Rom 8: 20-25)
Laten we met volharding op de uitkijk staan en Hem elke dag verwachten, zoals Jezus ook ernaar verlangt en niet kan wachten om óns te zien. De Geest en de Bruid zeggen: kom! Die roep op de laatste bladzijde van de Bijbel klinkt.
Roep je mee?